Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

Gezelle, Guido

betekenis & definitie

Vlaams schrijver, *1.5.1830 Brugge, ♱27.11.1899 Brugge. Gezelle studeerde aan het Groot-Seminarie te Brugge.

Na zijn priesterwijding in 1854 werd hij leraar aan het Klein-Seminarie te Roeselare. Wegens zijn non-conformisme werd hij naar Brugge overgeplaatst als docent aan het Seminarium Anglo-Belgicum, waarvan hij vier jaar onderrector was. In okt. 1865 werd hij onderpastoor aan de Sint-Walburgisparochie te Brugge, van 1872—99 aan de Onze-Lieve-Vrouw te Kortrijk. Een paar maanden voor zijn dood werd hij rector van het Engels klooster te Brugge. Gezelle had de leiding van ’t Jaer 30 (1864-67), een politiek weekblad, richtte het blad Rond den Heerd (1865) op en gaf het taalkundige tijdschrift Loquela (1881-95) uit. De dichterlijke produktie van Gezelle omvat twee periodes waarvan de hoogtepunten vallen in de jaren 1857-60 en 1890-98.

Uit de eerste periode stamt zijn kerkelijk-religieuze werk, uit de tweede periode zijn sterk persoonlijke lyriek. In 1880 had Gezelle een bijzonder oeuvre op zijn naam, dat alles wat vóór of naast hem op poëtisch gebied in Vlaanderen was voortgebracht in de schaduw stelde, maar zijn uitgesproken religieuze thematiek, zijn revolutionaire vormbehandeling en vooral zijn taalparticularisme konden bij de in hoofdzaak liberaal gerichte litteraire kritiek van toen moeilijk genade vinden. Vooral het laatste aspect heeft veel stof doen opwaaien en stond, ook later, een objectieve beoordeling van zijn werk in de weg. Als fijnbesnaard dichter kon het stereotiepe ‘boekenvlaams’ van zijn tijd hem niet bevredigen en daarom creëerde hij een eigen poëtisch idioom, het enige instrument dat geschikt was om al de schakeringen van zijn rijk gevoelsleven en van zijn religieuze natuurvisie weer te geven. Werken: Dichtoefeningen (1858), Kerkhofblommen (1858), 33Kleengedichtjes (1860), Gedichten, gezangen en gebeden (1862), 3 x 33 Kleengedichtjes (1880), Liederen, eerdichten en reliqua (1880), Tijdkrans (1893), Rijmsnoer (1897), Laatste verzen (1901). Uitgaven: Volledige werken (18 dln. 1930-39), door F.Baur (4 dln. 1949). [prof. dr.A.van Elslander] LI TT.

A.Walgrave, Het leven van G.Gezelle (2 dln. 1923-24); U.van de Voorde, Gezelles Eros (1930); H.Roland Holst, G.Gezelle (1931); R.van Sint Jan, Het Westvlaamsch van G.Gezelle (1931); H.Bruning, G.Gezelle de andere (1954); A.van Duinkerken, G.Gezelle (1958); B.Kemp, G.Gezelle tegenover het dichterschap (1967); J.J.M.Westenbroek, Van het leven naar het boek ... G.Gezelles gedichten, gezangen en gebeden (1967); B.F.van Vlierden, G.Gezelle tegenover het dichterschap (1967); J.Boets, Gezelle’s Cortracena (1972); R. Reniers, G.Gezelle, katholieke vrijmetselaar (1973); K.Meeuwesse, Gezelle’s Albumblaren (1973).

< >