Pieter Catharinus Arie ,Ned. historicus, geb. 15. 12.1887 Dordrecht, overl. 31.12.1966 Utrecht. Geyl studeerde te Leiden, was van 1913-19 correspondent voor de Nieuwe Rotterdamse Courant te Londen, van 1919-35 hoogleraar te Londen en van 1936-58 te Utrecht.
Geyl heeft in talrijke publikaties met succes de in zijn tijd gangbare Klein-Ned. en belgicistische opvatting bestreden, volgens welke de scheuring van de Nederlanden op het einde van de 16e eeuw voort was gekomen uit een reeds toen geheel verschillende Noorden Zuidned. volksaard. Daartegenover stelde Geyl dat deze scheuring geheel te wijten was aan militaire gebeurtenissen: de veroveringen van de Spaanse landvoogd A.Farnese. In zijn Oranje en Stuart (1939) toonde Geyl (opnieuw in strijd met de gangbare opvattingen) aan dat het Oranjehuis zich in de 17e en 18e eeuw niet zo zeer door nationale als wel door dynastieke belangen liet leiden. In De Patriottenbeweging 1780—87 en in Patriotten en NSB’ers liet Geyl zien dat de patriotten een billijker behandeling verdienden dan hun dikwijls ten deel viel, en dat de nationale belangen door hen niet minder werden behartigd dan door de Oranjes. Na 1945 wijdde Geyl zich vooral aan een bezinning op de werkzaamheid van de historicus. In zijn kritieken op A.J.Toynbee stelde Geyl, dat het historisch gebeuren te gecompliceerd is om het in een systeem te kunnen persen; op een dergelijk systeem gebaseerde ondergangstheorieën achtte hij onhoudbaar en verderfelijk.
Werken: Christofforo Suriano, resident van de serenissime republiek van Venetië in Den Haag 1616-23 (diss. 1913), Willem IV en Engeland tot 1748 (1924), De Groot-Nederlandsche gedachte (2 dln. 1925—30), Geschiedenis van de Ned. stam (4 dln. 1930-37; 2e dr. 1948-58), Revolutiedagen te Amsterdam, aug. sept. 1748 (1936), Kernproblemen van onze geschiedenis (1937), Oranje en Stuart (1939), Eenheid en tweeheid in de Nederlanden (1946), Napoleon, voor en tegen in de Franse geschiedschrijving (1946), Patriotten en NSB’ers (1946), De Patriottenbeweging 1780-87 (1947), Tochten en toernooien (1950; essays), Historicus in de tijd (1954; essays), Debates with historians (1955; essays), Gebruik en misbruik der geschiedenis (1956), Geschiedenis als medespeler (1958). Uitgave: Pennestrijd over staat en historie (1971).LITT. H.W.von der Dunk, P.Geyl (1967).