v./m., toestand van iemand wiens, gevoelsleven niet of nauwelijks ontwikkeld is.
(e) Gevoelsarmoede duidt vaak op een pedagogisch gebrek en kan optreden indien een kind gedurende een aanzienlijk deel van zijn jeugd wordt grootgebracht met een minimum aan gevoelsmatige verbondenheid met ouders of opvoeders. Zo kan bij langdurige opvoeding in een inrichting vervlakking en verzakelijking in de gevoelsmatige relaties tot mensen, dingen en arbeidstaken ontstaan. De gevoelens blijven dan voor een groot deel impulsief bepaald. Er kan ook apathie optreden. In ernstige mate is dit het geval bij ➝hospitalisme. Behalve gevolg van een tekort in de opvoeding, kan gevoelsarmoede een van de verschijnselen zijn van een fundamentele psychische stoornis (o.a. van vormen van ➝psychopathie).
litt. R.A.Spitz, Hospitalism, a psychoanalytic study of the child (1945); A.Aichhorn, Verwaarloosde jeugd (1952); J.Bowlby, Child-care and the growth of love (1953).