Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

geuzenlied

betekenis & definitie

o. (-eren), vrijheidslied van de geuzen. (e) De geuzenliederen stammen uit de tijd van de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648). Zij vallen het Spaanse gezag en de Rooms-Katholieke Kerk aan.

Veel dichters van deze spot-, strijd-en historieliederen, waaronder het Wilhelmus, moeten in rederijkerskringen gezocht worden. Bekende dichters waren o.a. L.Reael, G.H.van Breughel, D.V. Coornhert en L.de Heere. De oudst bekende verzameling van geuzenliederen is Een nieu Geusen Lieden-Boecxken (1581).In de Tweede Wereldoorlog verscheen het Nieuw Geuzenliedboek (1941), verzetspoëzie verzameld door J.H.de Groot, G.Kamphuis en H.M.van Randwijk, gevolgd door nog drie clandestiene bundels: Geuzenliederen (1944), Vrij Ned. Liedboek (1944) en Geuzenliedboek (1944-45). Uitgaven: Het geuzenliedboek, door P.Leendertz jr. (2 dln. 1924-25; ca. 250 geuzenliederen); Geuzenliedboek 1940-45 (1945; herdr. 1975). litt. A.Donker, V in vers. De bezetting en het verzet in verzen (1965); H.Bruch, Slaat op den trommele (1971).

< >