[<Gr. tropo, wenden], v. (-ën), het verschijnsel dat plantedelen een bepaalde stand innemen ten opzichte van de richting van de zwaartekracht.
(e) Door positieve geotropie groeit de hoofdwortel verticaal, terwijl veel stengels hun verticale stand te danken hebben aan negatieve geotropie. Wortelstokken die horizontaal groeien, zijn een voorbeeld van transversaal geotropische delen. Wordt zo’n orgaan uit zijn normale positie gebracht, dan voert het een kromming uit, die tot stand komt door ongelijke groei van de twee kanten van het deel en die het tenslotte weer in de normale stand terugbrengt; men kan dit o.a. gemakkelijk zien bij legerend graan. De natuurlijke stand van de delen van een plantelichaam ten opzichte van de verticale richting wordt ten dele door de geotropie, ten dele ook door de fototropie bepaald.