Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

genus

betekenis & definitie

[Lat.], o. (genera), geslacht.

(e) biologie, ➝geslacht, ➝taxonomie. taalkunde. In de taalkunde verstaat men onder genus of grammaticaal geslacht verschijnselen van classificatie van substantiva die zich in vele, maar niet in alle, talen voordoen. In de grammatica’s van de klassieke talen pleegt men drie genera te onderscheiden: masculinum (mannelijk), femininum (vrouwelijk) en neutrum (onzijdig). Buiten de Indoeuropese families zijn er talen die meer dan drie dergelijke genera onderscheiden. Meestal spreekt men dan niet van genera maar van klassen, hoewel men met dezelfde soort verschijnselen te doen heeft. Niet alleen het aantal genera kan verschillen, ook de wijze waarop de genera gevormd worden, kan variëren. Zo komt in het Duits het genusverschil tot uiting door de vorm van het adjectief dat met het substantief verbonden is (vgl. ein grosser Hut, eine schöne Uhr, ein alles Buch) en door de lidwoorden (vgl. der Hut, die Uhr, das Buch). Hier is het genusonderscheid vooral syntactisch.

In het Ned. zijn de genusverschijnselen betrekkelijk ingewikkeld; bovendien komt de niet-taalkundige er gemakkelijk toe genus met sekse te verwarren. In het Noordnederlands (het Ned. gesproken in Westen Centraal-Nederland boven de Moerdijk) onderscheidt men in tegenstelling tot het Zuidnederlands (dat nog drie genera kent) slechts twee genera, nl. het die of de-genus en het dat of het-genus, een onderscheid dat behalve door genoemde lidwoorden en door de aanwijzende voornaamwoorden, door de adjectiva tot uitdrukking komt (een klein huis tegenover een grote zaal). Een tweede complicatie is dat er tussen de schrijftaal en de Noordned. spreektaal in dit opzicht eveneens verschil bestaat. De schrijftaal sluit zich in hoofdzaak bij het Zuidnederlands aan. Geheel los hiervan blijkt nu binnen een bepaalde groep van de Ned. substantiva, nl. de persoonsnamen, een onderscheid te bestaan naar sekse. Dit wordt zichtbaar doordat met de mannelijke persoonsnamen het voornaamwoord hij correleert, met de vrouwelijke daarentegen zij. Dit betekent dat b.v. persoonsnamen als jongetje en meisje qua genus onzijdig zijn (het, dat jongetje, meisje), qua sekse mannelijk, resp. vrouwelijk (het jongetje viel; hij huilde, resp. het meisje viel; zij huilde).

De betekeniswaarde van de genuscategorieën is zeker niet overal dezelfde. In sommige talen, b.v. de Slavische en een aantal Noordamerikaanse Indianentalen, gaat het om een onderscheid van levend tegenover levenloos, elders zoals in de Semitische talen gaat het om het verschil tussen mannelijk en vrouwelijk. In de Indo-europese taalkunde heeft de historische studie van de drie genera aannemelijk gemaakt dat dit onderscheid waarschijnlijk te beschouwen is als een reïnterpretatie van een vroegere indeling in levend en levenloos. [prof.dr.E.M.Uhlenbeck] litt. J.P.B.de Josselin de Jong, De waarderingsonderscheiding van ‘levend’ en ‘levenloos’ in het Indogerm. vergeleken met hetzelfde verschijnsel in enkele Algonkin-talen (1913); G.Royen, Die nominalen Klassifikations-Systeme in den Sprachen der Erde (1929); G.Royen, Grammatiese Kategorieën bij het naamwoord (in: Meded. Kon. Akad. v.

Wetenschappen, afd. Letterkunde 81, serie A no. 4, 1936); L.Hjelmslev, La catégorie des cas (2 dln. 1935-37); C.B.van Haeringen, Genus en geslacht (1954); G.Wienold, Genus und Semantik (1967).

< >