[Eng.], (ook: genetic drift), term uit de genetica; de invloed van het toeval op de frequentie van genen in kleine populaties. De aantallen gameten die gevormd worden, zijn altijd veel groter dan het aantal individuen in een populatie.
Als de populatiegrootte klein is, b.v. 10 individuen, worden de 20 gameten (mannelijke plus vrouwelijke) voor de volgende generatie volgens toeval uit vele duizenden gameten getrokken. Dit kan ertoe leiden dat de frequentie van een bepaald gen kleiner is. Dit toevalsproces herhaalt zich iedere generatie. Zo’n verandering van de genfrequentie in een generatie heeft geen invloed op de trekkingskansen van dat gen in de volgende generatie. De genfrequentie verloopt zonder dat er een gericht proces, b.v. selectie, aan ten grondslag ligt. Een gunstige mutatie kan uit de populatie verdwijnen en een minder gunstig ➝allel kan alleen overblijven.
De rol van genetical drift in de evolutie is onbekend. Algemeen wordt aangenomen dat natuurlijke selectie in de meeste gevallen voor de evolutie verantwoordelijk is, maar ook toeval zou een rol kunnen spelen. De variatie in b.v. hemoglobine is zo groot dat ze wel aan toeval wordt toegeschreven.