Belg. financiële instelling, opgericht op 24.11.1860 in de vorm van een NV. In feite vormt het Gemeentekrediet een coöperatieve vereniging, waarvan de gemeenten en de provincies aandeelhouders zijn.
Het Gemeentekrediet centraliseert hun ontvangsten, beheert hun direct opvraagbare deposito’s en staat hun leningen toe op korte en halflange termijn; het financiert eveneens het aandeel dat in de gesubsidieerde werken ten laste van de Staat valt door middel van een lening toegekend aan de opdrachtgever van het werk en waarvan de staat de intresten en het kapitaal aan het rechthebbend bestuur terugbetaalt. Het betrekt de daartoe benodigde middelen door doorlopende uitgiften van obligaties, kapitalisatiebons en kasbons. Het Gemeentekrediet ontvangt eveneens zichten spaardeposito’s van het publiek en mag ook openbare leningen uitschrijven. Het Gemeentekrediet oefent dus zowel een bankactiviteit uit (ontvangst en aanwending van direct of op ten hoogste één maand opvraagbare deposito’s) als een niet-bankactiviteit (voor deze activiteit wordt de instelling tot de openbare kredietinstellingen gerekend). Einde 1976 bedroeg het gestort kapitaal BF 700 mln. Op dezelfde datum beliep het uitstaande bedrag van kasbons, kapitalisatiebons en obligaties BF 249,7 mrd., terwijl op de depositoboekjes en de rekeningen van de particulieren BF 70 mrd. was ingeschreven.
De leningen op lange termijn aan de openbare besturen en instellingen beliepen BF 214,2 mrd. Het Gemeentekrediet staat onder toezicht van twee regeringscommissarissen, benoemd op voordracht van de minister van Financiën resp. de minister van Binnenlandse Zaken.