v. (mv.), de door de overheid geleverde collectieve en quasi-collectieve goederen resp. voorzieningen.
(e) Naast deze goederenvoorziening omvatten de gemeenschapsvoorzieningen (➝collectieve sector) ook de totstandbrenging van collectieve vermogensen inkomensoverdrachten naar de particuliere sector, die bestaan uit sociale verzekeringsuitkeringen en ➝overdrachtsuitgaven.
Collectieve goederen zijn de door de overheid aan de gemeenschap geleverde goederen (inclusief diensten), die zich naar hun aard niet lenen voor een marktgewijze voorziening, omdat prijsvorming onmogelijk is; behalve op basis van vrijwillige offers is verschaffing van deze goederen niet mogelijk dan door de overheid en ten laste van de algemene middelen. Kenmerkend is de onontkoombaar gemeenschappelijke beschikbaarheid van deze goederen voor alle leden van de gemeenschap, ongeacht hun individuele voorkeuren; zij zijn niet splitsbaar in op een markt verkoopbare eenheden. B.v. politie, defensie, justitie, algemeen bestuur en buitenlands beleid.
Quasi-collectieve goederen zijn eveneens door de overheid geleverde goederen, waarbij levering via de markt mogelijk is op grond van het feit dat zij duidelijk aantoonbaar individueel profijt opleveren, maar waarbij het marktmechanisme geheel of gedeeltelijk wordt vervangen door een collectieve besluitvormingsprocedure (➝budgetmechanisme), gepaard gaande met een navenante bekostiging uit ➝ heffingen; het gaat hierbij dus om naar hun aard individuele goederen, waarvoor prijsvorming en verschaffing door de particuliere sector in beginsel mogelijk zijn. De onttrekking van deze goederen aan het marktmechanisme geschiedt op grond van een drietal motieven:
1. kostenmotief: marktgewijze voorziening gaat, vergeleken met niet-marktgewijze voorziening, gepaard met hoge kosten, zowel perceptiekosten (kosten van inning in enge zin) als congestiekosten (maatschappelijke kosten ten gevolge van wachttijden e.d.);
2. paternalistisch motief: de overheid legt zich in sommige gevallen, nl. als naar collectief oordeel de individuen niet of in onvoldoende mate hun eigen belang onderkennen, niet neer bij de individuele voorkeuren;
3. externe effectenmotief: in sommige gevallen van individuele consumptie of produktie komen de baten en kosten voor de gemeenschap als geheel niet (voldoende) tot uitdrukking in de prijzen van de goederen.
Quasi-collectieve goederen worden lang niet altijd gratis ter beschikking gesteld (zoals wel het geval is bij de echte collectieve goederen); bekostiging geschiedt dan uit omslagen van de kosten over de gebruikers in de vorm van ➝bijdragen (b.v. omroepbijdrage en ➝opcenten op de motorrijtuigenbelasting). [prof.drs.V.Halberstadt] litt. W.Drees jr. en F.T.Gubbi, Overheidsuitg. in theorie en praktijk (1968); L.Koopmans, Overheidsfinanciën (gedr. 1975); C.Goedhart, Hoofdl. van de leer der openb. financiën (3e dr. 1975).