m., hinder die men ondervindt van geluid.
(e) In de moderne wereld is de geluidshinder, die uiteraard in enige mate steeds aanwezig is, tot een probleem geworden. Belangrijke bronnen van geluidshinder zijn vooral: de buren, het gemotoriseerd wegverkeer, de industrie en vliegtuigen.
Voor de mate van geluidshinder zijn door de International Organization for Standardization, richtlijnen opgesteld waarbij de sterkte van het geluid wordt gegeven door het ➝geluidsniveau A in dB(A), althans voor langdurig klinkende, langzaam variërende geluiden (industrielawaai, verkeerslawaai). Behalve met de sterkte van het geluid wordt nog met een aantal factoren rekening gehouden:
1. of het geluid continu of slechts een deel van de tijd klinkt;
2. of het geluid ook ’s avonds of ’s nachts klinkt;
3. of het geluid ruisachtig is of ook zuivere tonen bevat (dit laatste is extra-hinderlijk);
4. of de luisteraars aan blootstelling van lawaai gewend zijn.
Zeer sterke geluiden kunnen tot gehoorbeschadiging leiden (industrie, vuurwerk). Er zijn aanwijzingen dat zich bovendien nog andere voor de (lichamelijke) gezondheid ongunstige effecten voordoen, ook bij niveaus die niet hoog genoeg zijn om tot gehoorschade te leiden. Bij geluidshinder echter zijn de niveaus veelal zó laag, dat ook deze effecten geen rol spelen. Een extreem gevolg van geluidshinder is de lawaaiof beroepsdoofheid, een gevolg van langdurige (vele uren per dag, vele jaren lang) blootstelling aan lawaai. Als veilige grens wordt vaak een equivalentniveau (d.i. het gemiddelde geluidsniveau over enige tijd) van 85 dB(A) aangehouden, de zgn. gevarengrens.
Door individuele verschillen biedt deze grens geen volkomen veiligheid voor allen; voorzover in 1976 bekend, is dit wel het geval voor een grenswaarde van 80 dB(A). De grenswaarde werd vooral gekozen met het oog op behoud van het vermogen om spraak te verstaan. Als vuistregel moge gelden, dat indien een omgeving zo lawaaiig is, dat ook met stemverheffing op korte afstand geen gesprek te voeren is, nader onderzoek geboden is.
Vooral in de omgeving van vliegvelden kan het lawaai zo hinderlijk zijn, dat bij het landen of opstijgen van vliegtuigen de lessen op scholen moeten worden onderbroken en dat ieder normaal gesprek onmogelijk wordt. De meeste last komt voor bij het starten van straalvliegtuigen, omdat dan het maximale motorvermogen wordt gebruikt. Het gebulder van straalvliegtuigen wordt veroorzaakt door het geforceerde mengen van verbrandingsgassen van de motor met de omgevende lucht in de straalpijp. De gebieden die gedurende de klim aan sterk lawaai worden blootgesteld, noemt men geluidstroggen. Voor b.v. verkeerslawaai, vliegtuiglawaai en lawaai in grote kantoren, zijn allerlei andere, met de hinder corresponderende grootheden opgesteld. Om de sterkte van vliegtuiglawaai te meten, is in Nederland de ‘kosteneenheid’ ingevoerd (genoemd naar C. W.Kosten).
In Nederland is de Ned. Stichting Geluidshinder opgericht die zich ten doel stelt initiatieven te ontwikkelen om geluidshinder in Nederland te voorkomen en te bestrijden. Door de minister van Milieuhygiëne en Volksgezondheid is in 1975 een wetsontwerp aan de Kamer aangeboden, dat de geluidshinder van industrieën, instellingen e.d. regelt. Een wetsontwerp dat de zonering bij vliegvelden regelt, is in 1974 ingediend. Door de gemeente Rotterdam is in 1973 het vliegveld Zestienhoven in verband met geluidshinder gesloten voor nachtvluchten.
In België werd in 1973 een ‘kaderwet’ aangenomen die de mogelijkheid biedt, door algemene reglementering de lawaaihinder te bestrijden. litt. H.Myncke, Geluid en geluidshinder (1977).