Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

geloofsafval

betekenis & definitie

m. breuk met het geloof dat men beleed, m.n. met de kerk.

(e) Vooral tijdens de Romeinse vervolging (tot begin 4e eeuw) doorstond de kerk een zware worsteling om haar houding tegenover geloofsafval of ➝apostasie (➝Cyprianus). Rondom het Eerste Vaticaans Concilie (1869—70) werd in de Rooms-Katholieke Kerk een theologische discussie gevoerd over de vraag, of en in hoever men voor geloofsafval en kerkverlating een ‘rechtvaardige reden’ kan hebben. In de laatste decennia wordt men zich ervan bewust dat geloofsafval uiterst moeilijk vast te stellen is, gezien de mogelijkheden van een louter of overwegend sociale binding aan kerk of belijdenis. In het ➝canonieke recht wordt ook het verlaten van een religieuze gemeenschap na geloften, of van het kerkelijk ambt, geloofsafval genoemd, echter alleen inzover deze stap eigenmachtig, d.i. zonder dispensatie, wordt ondernomen. De vergelijkbaarheid van deze gevallen met geloofsafval is niet zonder meer duidelijk.

< >