I bw. en bn.,
1. op dezelfde hoogte als de vloer of begane grond, beneden: liggen; aldus gelegen: gelijkvloerse vertrekken; gelijkvloerse kruising, kruising van wegen op hetzelfde niveau;
2. (fig.) laag bij de grond, zonder enige verheffing: gelijkvloerse gesprekken;
II. zn. o. (g. mv.), (gew.) benedenverdieping; op het wonen, beneden, gelijkvloers wonen, parterre.