Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

gelijkrichter

betekenis & definitie

m. (-s), omzetter van (elektrische) wisselspanning in een, al of niet afgevlakte, pulserende spanning met slechts één polariteit: gelijkspanning.

(e) Voor gelijkrichters wordt gebruik gemaakt van diodes, thyristoren en andere componenten die de eigenschap hebben de stroom slechts in één richting te geleiden. Een belangrijk toepassingsgebied vindt de gelijkrichter in de elektronika waar vrijwel steeds de wisselspanning van het lichtnet omgezet moet worden in een gelijkspanning waarmee de elektronische schakeling gevoed wordt. Daarbij wordt afvlakking met behulp van condensatoren, soms gecombineerd met zelfinducties (smoorspoelen) aangewend. Ook sommige demodulatietechnieken (➝demoduleren) werken op basis van gelijkrichting. Een eveneens uitgebreide toepassing vindt men bij krachtige elektrische motoren en generatoren. De halfgeleiderdiodes en thyristoren zijn, doordat bij geleiding slechts ca. 1 V spanningsverlies optreedt, zeer efficiënt.

Voor dubbelfasige gelijkrichting wordt, veelal wanneer hoge spanningen (b.v. ➝1000 V) moeten worden gelijkgericht en er bovendien een grote stroomsterkte wordt verlangd, de duodiodc toegepast. Deze ➝elektronenbuis bestaat uit twee anodes en één kathode. Beide anodes worden aangesloten op wisselspanningsbronnen met tegengestelde polariteit, om de beurt treedt dan geleiding op tussen de anodes en de kathode. De schakeling is in principe identiek aan die voor dubbelfasige gelijkrichting met behulp van diodes, ➝gelijkrichterstation.

< >