o. (gelederen),
1. geleding, gewricht;
2. (militair) aaneengesloten rij manschappen, in een rechte lijn naast elkaar geplaatst of zich bewegend: het bataljon stond op drie gelederen; in het staan, scharen enz.; de gelederen openen, sluiten, herstellen; in gesloten gelederen (ook fig.); (coll.) de gelederen, het leger; hij is in de gelederen, dient in het leger; uit de gelederen voortgekomen;
3. (fig.) de gelederen van de liberalen, van de democraten, hun vertegenwoordigers; ook in het algemeen van alle personen die met een bepaald doel in de rij staan: de dansers stelden zich in het —; scherts, ook van zaken: in het tweede — komen,
in de tweede plaats, achteraan;
4. (bijbel) mensengeslacht, elke opeenvolgende geboorte in een geslacht in de rechte lijn: tot in het derde en vierde -.