Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

geleide economie

betekenis & definitie

(ook: planeconomie), vorm van ➝economische orde waarbij een centrale leiding, in het algemeen de overheid, aangeeft op welke wijze het economisch proces dient te verlopen; in zijn meest stringente vormen dirigisme genoemd. Er bestaan verschillende varianten, al naar de vrijheid der individuen beknot wordt.

De vraag in hoeverre de geleide economie de voorkeur zou verdienen boven de vrije economie, werd voor het eerst door K. Marx in zijn boek Das Kapital (1867) aan de orde gesteld. In de gehele 19e eeuw bestond alleen in kringen van socialisten belangstelling voor deze vorm van economische orde. Pas in de 20e eeuw werd de interesse wat algemener, o.a. als gevolg van het tekortschieten van de vrije economie op enkele essentiële punten, zoals de handhaving van volledige werkgelegenheid en de bestrijding van monopolistische tendenties, terwijl anderzijds ook het experiment met de geleide economie in de USSR de economen en politici ertoe aanspoorde zich wat meer met de vraagstukken van de economische orde te gaan bezighouden. Oorspronkelijk was er een verschil van mening of een dergelijk stelsel wel zou kunnen functioneren, maar de praktijk heeft dit bevestigd. De praktijk in Oosteuropese landen leert evenwel dat de stimulansen voor het opvoeren van de efficiency ontbreken, terwijl met de preferenties van de consument moeilijk rekening kan worden gehouden.

In toenemende mate tekent zich dan ook de opvatting af dat er tussen een volledig centraal geleide economie en de vrije ruilverkeershuishouding een aanvaardbaar optimum ligt (o.a. J.➝Tinbergen). In laatste instantie beslist over deze vraag echter niet de economie, omdat hier een vraagstuk in het geding is waarbij sociale, ethische en politieke overwegingen de beslissende rol spelen. litt. K.Marx, Das Kapital (3 dln. 1867-94); L. von Mises, Econ. calculation in the soc. commonwealth (1938); W.Eucken, Die Grundl. der Nationalökonomie (6e dr. 1950); J.Schumpeter, Capitalism, socialism and democracy (1943); J.Zijlstra, Econ. orde en econ. politiek (1956); K.Galbraith, The affluent society (1958); J.van den Doel, Konvergentie en evolutie (1971).

< >