m., de gedachte dat geld altijd en in alle gevallen slechts een neutrale bemiddelende functie in het ruilverkeer vervult en het werkelijke economische gebeuren in een geldverkeershuishouding niet anders zou verlopen dan onder een stelsel van ruil in natura.
(e) Bij de geldsluier zou het geld geen essentiële betekenis hebben en slechts de rol van vermenigvuldigingsfactor van de relatieve prijzen (ruilverhoudingen van de goederen) spelen; een verandering van de geldhoeveelheid zou alle prijzen in dezelfde verhouding doen stijgen of dalen (zodat de relatieve prijzen niet afhankelijk zijn van de geldhoeveelheid) en dadelijk een aanpassing van het prijsniveau veroorzaken (➝geldtheorie, ➝geld, ➝geldwaarde, ➝monetair evenwicht, ➝economische kringloop). Men had hierbij slechts aandacht voor de ruilmiddelfunctie van het geld en verwaarloosde de functie als oppotmiddel, die tot verstoringen van de geldkringloop kan leiden.