Handel en verkeer. De economische en sociale diensten hebben in hoofdzaak een verzorgende taak, die voortdurend toeneemt, maar gebonden blijft aan de aanwezige bevolking. De sector verkeer neemt in deze groep een belangrijke plaats in; binnen Gelderland wordt een dicht net van buslijnen geëxploiteerd. De zeer belangrijke waterwegen in Gelderland zijn vooral van belang voor de voedingsmiddelenindustrie. De textielnijverheid neemt de derde plaats in. Ook bouwnijverheid, papierindustrie en houten steenindustrie zijn belangrijke bedrijfstakken.
De steenbakkerijen liggen m.n. in het rivierengebied en het westen van de Lijmers. De ca. 100 steenbakkerijen leveren ruim 60 % van de totale Ned. steenproduktie (w.o. bijna de gehele straatsteenproduktie). De modernisering in de steendindustrie is in Gelderland ver gevorderd. In het rivierengebied zijn scheepswerven gevestigd voor zeeschepen tot ca. 20 000 t. Tevens zijn in dit gebied de fruitverwerkende industrieën en de meubelindustrie van belang. In Tiel, Geldermalsen en het na de oorlog snel geïndustrialiseerde Nijmegen zijn metaalbedrijven aanwezig.
Op de Veluwe is de rayonindustrie van betekenis (Ede, Arnhem), evenals de rubbernijverheid en de papiernijverheid: papiermolens (sinds de 17e eeuw; in 1740: 171). Langs de oostelijke Veluwerand liggen vanouds talrijke wasserijen. Steeds meer komt in de dienstensector de aantrekkingskracht van Gelderland in de vestiging van nationaal belangrijke instellingen tot uiting. Verzekeringskantoren nemen een belangrijke plaats in. Daarnaast bevinden zich in Gelderland diverse hoofdkantoren van internationale ondernemingen.
Toerisme. Het toerisme is als bestaansbron een belangrijk onderdeel van de dienstensector. Naast een concentratie van de traditionele logiesvormen (hotels, pensions) komen in Gelderland vele kampeercentra en bungalowbedrijven voor. De Veluwè telt ruim 17 % van alle Ned. kampeerbedrijven. Dit heeft ertoe geleid dat ca. 20 % van de mensen die in Nederland hun vakantie doorbrengen naar Gelderland gaan, m.n. naar de Veluwe. Ook de dagrecreatie speelt in Gelderland een belangrijke rol.
Enkele attractiepunten zijn: de Hoge Veluwe, het Nederlands Openluchtmuseum te Arnhem, Burgers Dierenpark en Safaripark te Arnhem, het Dolfinarium in Harderwijk. Andere belangrijke objecten zijn de Veluwestranden tussen Nijkerk en Elburg, Berg en Bos (Apeldoorn), boottochten (vanuit Arnhem en Nijmegen) en vele musea. Door ontgrondingen in of nabij voormalige rivierarmen zijn belangrijke watersportgebieden ontstaan. LITT. P.Buringh, De bodem van Gelderland (1952); Rijksdienst voor het Nationale Plan, Recreatieruimten in Ned.: de Veluwe (1956); J.Gazenbeek, Uit in Gelderland (1961); Gelders perspectief (1964); H.van Heiningen, Het Gelderse rivierengebied (1971); W.H.Heitling, Oost-Gelderland (1973).
________________________________________ GESCHIEDENIS ________________________________________ PREHISTORIE EN OUDHEID. De oudste sporen van bewoning gaan terug tot 200000 -180000 jaar geleden. Te Wezep (Noord-Veluwe) heeft men prehistorische artefacten van die ouderdom gevonden. Bij Elspeet ontdekte men voorwerpen uit het jongste Paleolithicum. In het Neolithicum dat ca.3000 v.C. in Europa begon, werd de Veluwe bewoond door een hunebeddenbevolking (Lunteren, Uddelermeer). De Veluwe is in Nederland het belangrijkste gebied van de bekercultuur (trechter-, standvoeten klokbekers). De graven van het volk der bekercultuur onderscheiden zich door overblijfselen van houten constructies (palissadeheuvels), een ring van stammen, die om de grafheuvel werd aangebracht om af glijden van het zand te voorkomen.
Uit de late bronstijd (7e eeuw v.C.) zijn op de Veluwe urnen gevonden. Bij de komst van de Germanen vestigden zich langs de grote rivieren de ➝Bataven. De Romeinen hebben later o.a. in het oosten van de Betuwe nederzettingen gevestigd en slechts sporadisch op de Veluwe. Nijmegen (Ulpia Noviomagus) werd de hoofdstad van een civitas, die o.a. bewoond werd door Bataven en Kanninefaten en een onderdeel was van de provincie Germania Inferior.
MIDDELEEUWEN. Na de vestiging van het Frankische Rijk behoorde het huidige Gelderland daartoe. In dit gebied lagen o.a. de gouwen Hamaland en Teisterbant. In de 11e eeuw schonk de Duitse keizer Hendrik II (1002-24) of Hendrik III (103956) een deel van de goederen van graaf Balderik aan twee broers: Gerard en Rutger. Zij vestigden zich resp. te Wassenberg (ten zuidoosten van Roermofid) en Kleef en werden de stamvaders van de graven van Gelre en van Kleef. Begin 12e eeuw was Gerards achterkleinzoon Gerard III de Lange reeds een machtig heer. Een van zijn dochters huwde met Walram van Limburg, waardoor het stamslot Wassenberg in het bezit van de Limburgse hertogen kwam; de graven van Wassenberg noemden zich toen graven van Gelre, dat zich toen reeds uitstrekte over een deel van Teisterbant, de Betuwe en het Land van Maas en Waal.
Via huwelijken en vererving kwamen in 1181 de Veluwe, Zutphen en de Betuwe in één hand; Otto I (1182-1207) wordt in 1190 in de oorkonden het eerst als graaf van Gelre en Zutphen genoemd. De bisschop van Utrecht verzette zich tevergeefs tegen de machtsuitbreiding van de Gelderse graven (de Veluwe splitste het bisschoppelijk gebied in twee delen: Overen Nedersticht). Onder Otto II de Lamme (1229-71) stond Gelre op het toppunt van zijn macht: van de roomskoning Willem II kreeg hij Nijmegen in pand (1248), dat Gelre behield, daar Willem het niet kon inlossen. Otto ii werd opgevolgd door zijn zoon Reinoud i (1271—1326). Toen deze tegenover Adolf, graaf van Berg, aanspraken liet gelden op Limburg, kwam hij in conflict met Jan I van Brabant, hetgeen leidde tot de Limburgse Successieoorlog. De slag bij Woeringen (1288) besliste deze oorlog ten nadele van Reinoud.
Na Woeringen hebben de Gelderse graven hun expansie naar het zuiden gestaakt en dit deel (Opper-Gelre of het Overkwartier) is dan ook tenslotte tijdens de Tachtigjarige Oorlog afgevallen. Reinoud II de Zwarte (1326—43) werd in 1339 door keizer Lodewijk van Beieren tot hertog verheven. Toen hij in 1343 plotseling stierf, was zijn zoon Reinoud III (1343—71) pas 11 jaar. De adellijke veten en intriges en de groeiende onafhankelijkheid van de steden schiepen spanningen, die zich ontlaadden in een burgeroorlog tussen de partijen van de Van ➝Hekerens en het geslacht ➝3Bronkhorst. De laatsten dolven bij Tiel het onderspit (1361). Reinoud iii overleed (1371) kinderloos, waardoor het huis Wassenberg-Gelre in de mannelijke linie uitgestorven was.
De oudste zuster van Reinoud III, Mechteld, maakte, gesteund door de Van Hekerens, aanspraak, terwijl de jongere zuster, Maria, gehuwd met Willem van Gulik, met steun van de Bronkhorsten (met Nijmegen en Tiel) aanspraak maakte voor haar zoontje Willem. De laatsten zegevierden in de hierdoor ontstane Gelderse Successieoorlog en Willem I (1371 — 1402) verkreeg de heerschappij over Gulik en Gelre. Hij werd opgevolgd door zijn broer Reinoud IV (1402—23).
In 1418 verbonden edelen en steden zich om na de dood van de hertog dezelfde opvolger te erkennen. Reinoud IV had geen wettige kinderen, en bij zijn dood werd in 1423 Arnold van Egmond door ridderschap en steden als opvolgende heerser over Gelre en Zutphen erkend. Hierdoor ontstond de scheiding met Gulik, waar in het grootste deel Adolf I van Berg op volgde. Gedurende de regering van Arnold (1423 — 65 en 1471—73) werd Gelderland opnieuw door twisten geteisterd, o.a. door de opstand van zijn zoon Adolf. Deze nam zijn vader gevangen (1465). Karel de Stoute herstelde Arnold, maar nam het bestuur van hem over en centraliseerde dit in sterke mate.
Adolfs broer, Willem van Egmond, werd stadhouder. Na de dood van Karel de Stoute (1477) kwam Gelre in verzet tegen de Bourgondische heerschappij; een anti-Bourgondische partij onder leiding van Willem van Egmond begon in 1478 de strijd; Arnhem werd overmeesterd, maar verder werd er weinig succes geboekt. In 1478 en 1479 begonnen met de aanvallen op Amsterdam en Enkhuizen de Gelderse Oorlogen (1478—1532), die door de Geldersen tegen de Hollandse Zuiderzeesteden gevoerd werden. In 1481 capituleerde Zutphen echter voor Maximiliaan van Habsburg, echtgenoot van Maria van Bourgondië, en daarmee was het verzet gebroken.
NIEUWE TIJD. Met de zoon van Adolf, Karel van Egmond (1492-1538), werd Gelderland een voorpost tegen de Bourgondische overmacht. In 1536 moest Karel echter te Grave definitief vrede met keizer Karel v sluiten. De Staten van Gelre en Zutphen begonnen nu onderhandelingen met Johan III van Kleef en Gulik en namen in 1538 deze als beschermheer en zijn zoon Willem als opvolger aan. In 1538 overleed Karel van Gelre en in 1539 Johan III zodat diens zoon Willem heer van Gelre, Kleef en Gulik werd. Deze moest in 1543 bij het Verdrag van Venlo, Gelre en Zutphen aan Karel v afstaan. Tijdens de regering van Karel V bestond Gelderland uit de vier kwartieren Nijmegen, Roermond, Arnhem en Zutphen, elk met een eigen bestuur. In de landdag (de samenkomst van de dagen der kwartieren) waren de kwartieren vertegenwoordigd door ridderschap en steden; Zutphen bovendien door bannerheren (➝baanderheer).
Tijdens de Tachtigjarige Oorlog nam Gelderland sedert 1572 deel aan het verzet tegen het Spaanse bewind. De tocht van Don ➝Frederik in 1572 bracht Gelderland reeds weer aan Spaanse zijde. Jan van Nassau echter wist Gelderland te bewegen tot de Unie van Utrecht toe te treden. In 1581 werd Willem van den ➝Bergh stadhouder. Na zijn verraad werd in 1584 Adolf van Meurs, graaf van Nieuwenaar, zijn opvolger. In 1585 nam Parma Nijmegen en Doesburg, in 1586 Grave en Venlo.
In 1591 werd Maurits door de Staten-Generaal tot stadhouder van Gelderland aangesteld. Sindsdien had Gelderland de Hollandse stadhouder. Tijdens de regeringen van Maurits en Frederik Hendrik werd Gelderland voor het grootste deel van de Spanjaarden bevrijd. Tijdens de Maasveldtocht in 1632 werd het grootste deel van Opper-Gelder veroverd, dat echter in 1637 weer verloren ging. Opper-Gelder of het zgn. Overkwartier bleef na de Westfaalse Vrede (1648) Spaans bezit.
In 1672—74 werd Gelderland door Franse troepen bezet. In 1675 bood Gelderland de soevereiniteit aan Willem III aan. Toen werden in Gelderland de➝regeringsreglementen ingevoerd. Tijdens de Spaanse Successieoorlog (1701-13) ontstonden twisten tussen de Nieuwe en de Oude Plooi (➝plooierij). Bij de Vrede van Utrecht (1713) en het Barrièretraktaat (1715) kwam een deel van OpperGelder (Venlo en.Stevensweert) aan de Republiek (➝Generaliteitslanden); het merendeel kwam als hertogdom Geldern aan Pruisen. In 1717 werd bepaald dat de regenten in de steden voor hun leven gekozen werden.
In 1722 besloten de Staten Willem IV tot stadhouder van Gelderland aan te stellen, echter op een zeer beperkende instructie, zodat het tweede stadhouderloze tijdperk voor Gelderland slechts duurde van 1702—22. Ook hier vonden tijdens het regeren van Willem iv, evenals elders, tegen de regentenheerschappij gerichte bewegingen plaats. Tijdens het regeren van Willem v vormde zich in Gelderland een sterke patriottische partij. Bij de Franse inlijving in 1810 kwam het gebied ten zuiden van de Waal bij Frankrijk. Het overige gebied van Gelderland kreeg de naam van Département de l’IsseI Supérieur. In 1814 werd hieraan het arr.
Nijmegen van het Département des Bouches du Rhin toegevoegd en kreeg het geheel de naam prov. Gelderland, waarvan nog slechts de oostgrens veranderingen onderging, tot zij definitief bij de laatste grensregeling met Pruisen in 1873 werd vastgesteld.
Bij de Duitse aanval op Nederland in 1940 tijdens de Tweede Wereldoorlog, had Gelderland veel te lijden, evenals in 1944-45, toen vooral de Betuwe en de zuidelijke Veluwezoom zwaar werden geteisterd. In april 1945 werd Gelderland bevrijd, het gebied om Nijmegen was het reeds sept. 1944. In 1949 werd Gelderland enigszins uitgebreid door de grenscorrecties, waarvan de correctie bij Elten het omvangrijkst was. In 1960 werd Elten evenwel weer bij Duitsland getrokken. [H.W.J.Volmuller] LITT. I.A.Nijhoff, Gedenkwaardigheden uit de gesch. van Gelderland (6 dln. 1830-75); L.J.H. Sloet, Bijdragen tot de kennis van Gelderland (1855); A.Zijp, De strijd tusschen de Staten van Gelderland en het Hof (1913); W.
Jappe Alberts, De Staten van Gelre en Zutphen (2 dln. 1950-56); G. Elzinga, Onder zand en klei vandaan (1956); J.E. A.L.Struick, Gelre en Habsburg 1492-1528 (1960); G.Prop, De historie van het oude Gelre onder eigen vorsten (1963); Gelderland in vroeger tijd (3 dln. 1964; bewerkt door J.A.B.M.de Jong naar de uitg. van 1942); W.Jappe Alberts, Gesch. van Gelderland (1966); P.J.Meij enz., Gesch. van Gelderland, 1492-1795 (1975).
Gepubliceerd op 27-06-2020
Gelderland vervolg
betekenis & definitie