bn. en bw. (-zamer, -st),
1. (eig.) gewillig of bereidwillig zijn bevelen of aanwijzingen op te volgen, m.n. gezegd van kinderen in betrekking tot hun ouders of van mensen in betrekking tot God; abs.: een kind; ook van dieren, m.n. honden en paarden, gezegd: (aan) iemand — zijn; uw gehoorzame dienaar, vroeger beleefdheidsformule aan het slot van brieven; een gebod zijn, eraan — zijn, het gewillig opvolgen of nakomen; (van zaken, m.n. natuurkrachten, voorgesteld als onderworpen aan de macht van God of een met goddelijk gezag bekleed persoon): Hem —, naar Zijn wil werkend;
2. (oneig.) van door mensen bestuurde zaken, m. n. voertuigen: zich gemakkelijk voegend naar de bestuurder, vlug en juist reagerend op zijn handelingen.