o. (-n, -s),
1. de dieren in het algemeen; de gezamenlijke dieren van, in of op een veld, een woud, een hof enz.: het — in de hof; het — van de woestijn; soort van dieren: wild —; het tam —;
2. een dier, m.n. met betrekking tot de indruk die het op ons maakt: wat een wonderlijk — kruipt daar op de vloer.