o. (-len), caput succedaneum, vochtophoping in het onderhuidse bindweefsel op dat deel van het kind dat het eerst geboren is, dus vaak op het achterhoofd.
(e) Het geboortegezwel is een gevolg van de omsnoering door de baarmoedermond, waardoor aderlijke stuwing ontstaat. Het komt dus alleen voor bij gebroken vliezen en een levend kind, en is te onderscheiden van het →cefalohematoom.
Het geboortegezwel is een onschuldige aandoening, die spoedig verdwijnt. Alleen bij de vacuümextractie kan het geboortegezwel groot zijn. Er kan dan een grote bloeduitstorting (hematoom) ontstaan, die tot tijdelijke geelzucht van het kind kan leiden.