v. (-en), genezing door gebed.
(e) Algemeen. In vele godsdiensten is het geloof aanwezig dat (bepaalde) ziekten o.a. door gebed kunnen worden weggenomen. Daarbij kan sprake zijn van formules die door de godheid ter beschikking zijn gesteld en waarvan een genezende werking uitgaat, of men verwacht dat de godheid op het gebed zijn machtige hand ter genezing zal uitstrekken. Slechts in een betrekkelijk klein aantal gevallen wordt bij ziekte alléén van gebedsgenezing gebruik gemaakt.
Christendom. De bijbel geeft vele voorbeelden van gebedsgenezing. Vooral de genezingen van Christus en de apostelen en de uitdrukkelijke vermelding van gebedsgenezing in Jac.5,13–15 hebben de gedachte aan en de praktijk van gebedsgenezing telkens doen herleven onder christenen. Het vertrouwen op gebedsgenezing is vaak verbonden met een wat magische opvatting van het gebed, die in de rooms-katholieke en reformatorische theologie wordt afgewezen. Eveneens wordt door de kerken afgewezen de negatie van de medische wetenschap door sommige al te enthousiaste verdedigers van de gebedsgenezing. Overal echter waar het gebed een organische plaats heeft in het godsdienstig leven en niet slechts een randverschijnsel daarvan is, krijgt ook de gebedsgenezing een plaats. Het inzicht in het psychosomatisch karakter van vele ziekten behoedt zowel voor overschatting als voor onderschatting van de gebedsgenezing.
LITT. L.Rinser, Heeft bidden nog wel zin? (1968); K.Kraan, Opdat u genezing ontvangt (1973).