v./m. (mv.), zoogdieren behorend tot de antilopen.
(e) Tot de gazellen, Gazellinae of Antilopinae, worden meestal de volgende soorten gerekend: →Indische antiloop, →springbok, Grant’s gazelle (Gazella granti), damagazelle (G. dama), dorcasgazelle (G. dorcas), Thomsongazelle (G. thomsoni), kropgazelle (G.subgutturosa), →gerenuk of giraffegazelle, en verder nog een tiental minder bekende soorten. Meestal hebben beide seksen geringde hoorns (niet de wijfjes van de Indische antiloop en de gerenuk). Zij zijn in het algemeen slank, met de grootte van een geit; de staart is vaak kort. De meeste soorten leven m droge gebieden in Noorden Oost-Afrika (ook in Arabië); de Indische antiloop en nog twee andere vormen leven in Zuid-Azië. Gazellen zijn goed aan droogte aangepast; de waterbehoefte van deze dieren is gering en zij zijn in staat van zeer dorre vegetatie te leven. Veel soorten worden in hun bestaan bedreigd.
De meeste gazellen zijn kuddedieren, die soms massaal optreden (springbok, zuidwestelijke woestijnzone van Afrika). LITT. F.Walther, Verhalten der Gazellen (1968).