v./m., een zeer lichte en onstabiele benzine die op boorterreinen gewonnen wordt uit het gas dat met aardolie uit de boorput stroomt.
(e) Vooral als de aardolie waarmee het gas te zamen uit de putten stroomt en waarvan het in ➝ gas-oliescheiders wordt afgescheiden, rijk is aan lichte bestanddelen, kan aardgas een belangrijke hoeveelheid gasbenzine bevatten, soms wel 1 dm3/m3. Deze benzine wordt uit het gas gewonnen omdat ze van groter waarde is dan het gas. Daartoe staan drie wegen open:
1. het gas wordt onder druk gebracht en gekoeld, waardoor de meeste benzinedamp als vloeistof neerslaat;
2. in de absorptie-installaties wordt het gas met zware olie gewassen, de benzine die door de olie is opgenomen wordt daaruit door destillatie verdampt en daarna gecondenseerd;
3. in adsorptie-installaties wordt het gas over actieve kool geleid, waarbij de benzine wordt vastgehouden (geadsorbeerd); de opgenomen benzinedamp wordt door verwarming vrijgemaakt en tot benzine gecondenseerd. De volgens een van deze methoden gewonnen benzine is vluchtig, dat wil zeggen ze zou bij opslaan verdampen, voortdurend componenten aan de lucht verliezen. Ze wordt daarom aan een
rectificerende destillatie (een zgn. stabilisatie) onderworpen, waarbij de lichtste bestanddelen worden verwijderd. Het overblijvende stabiele deel wordt gemengd met zwaardere benzinefracties om er marktbenzine mee te maken.
