volksstam woonachtig in de Garo-heuvels ten zuiden en oosten van de grote bocht in de rivier de Brahmaputra, daarnaast in Assam en in het Myensing-district (Bangla Desj). Er zijn ca. 300000 Garo.
Zij behoren tot het mongoloïde ras. Taalkundig kunnen zij worden ingedeeld bij de ➝Bodo, een subgroep van de Tibeto-Birmaanse talengroep. De Garo wonen in permanente nederzettingen van 10— 20 huizen. Zij leven van de landbouw (o.a. droge rijstbouw, maïs), veeteelt, jacht en visserij. Daarnaast is er enige handel op de lokale markten (voornamelijk landbouwprodukten). Van de opbrengst worden kleding, aardewerk en ijzeren gereedschap aangeschaft.
Een klein aantal Garo is christen. De religie is animistisch, het grote aantal geesten moet van tijd tot tijd in toom worden gehouden door het geven van rituele feesten; m.n. de geesten die van invloed zijn op de landbouwcyclus krijgen grote aandacht.litt. R.Burlin, Rengsanggri, family and kinship in a Garo village (1963).