o. (-en), houten of papieren bord, waarop een spiraalvormige, uit vakjes opgebouwde figuur is voorgesteld, naar de onderscheidene daarop voorkomende afbeeldingen van de gans aldus geheten; het spel zelf.
(e) Het ganzenbord, een vooral nog bij kinderen geliefd gezelschapsspel, ontstond vermoedelijk in de 16e eeuw in Italië en zou zich via vorstenhuizen over Europa hebben verbreid. Aanvankelijk was het bedoeld voor volwassenen en o.a. koning Filips ii van Spanje en Hugo de Groot hebben het gespeeld. De merkwaardige, altijd eendere verdeling van geluksfactoren (ganzen) en ongeluksfactoren (brug, herberg, put, doolhof, gevangenis, dood) en de spiraalvormige spelroute doen vermoeden dat dit ➝bordspel de levensweg symboliseert (➝hinkelen). Ook het feit dat het einddoel doorgaans ligt bij 63, dat eeuwenlang toen weinigen deze leeftijd haalden als ‘moordjaar’ zeer gevreesd was, pleit voor de juistheid van deze veronderstelling. Het ganzenbord kent vele varianten, waarvan het uilenbord stellig de oudste is. Vooral in de 18e eeuw waren satirische persiflages op religieuze en politieke gebeurtenissen populair; in de 19e eeuw hadden op het ganzenbord geïnspireerde bordspelen veelal betrekking op nieuwigheden, zoals het toen nog riskante reizen per stoomboot of ‘tramway’. . litt. H.R.d’Allemagne, Le noble jeu de l’oie (1950); M.de Meyer, Volksprenten in de Nederlanden (1970); F.V.Grunfeld enz., Spelletjes uit de hele wereld (1975).