Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

Ganshof, François Louis

betekenis & definitie

Belg. historicus, *14.3. 1895 Brugge. Ganshof studeerde te Gent en werd daar in 1932 hoogleraar.

Hij is een leerling van H. ➝Pirenne en F.➝Lot. Als mediëvist houdt hij zich vooral bezig met de geschiedenis van de instellingen en het recht (m.n. in de Merovingische en Karolingische periode), de landbouw en de stadsontwikkeling. Werken: Étude sur les ministériales en Flandre et en Lotharingie (1926), Recherches sur les tribunaux de chatellenie en Flandre avant le milieu du XlIIe siècle (1932). Over stadsontwikkeling tusschen Loire en Rijn gedurende de Middeleeuwen (1941; 2e dr. 1944), La Flandre sous les premiers comtes (1943; Ned. vert. 1944), Qu’est-ce que la féodalité (1944; 3e dr. 1957), Over de idee van het keizerschap bij Lodewijk de Vrome (1953), Wat waren de Capitularia? (1955), Het statuut van de vreemdeling in het Frankische Rijk (1956), La Belgique carolingienne (1958), Het tolwezen in het Frankische Rijk onder de Merowingen (1958), Het tolwezen in het Frankische Rijk onder de Karolingen (1959), De internationale betrekkingen van het Frankische Rijk onder de Merowingen (1960), De internationale betrekkingen van het Frankische Rijk onder de Karolingen (1963), Het ‘iudicium crucis’ in het Frankisch recht (1963), Een kijk op de verhoudingen tussen normatieve beschikkingen en levend recht in het Karolingische Rijk (1965), Een historicus uit de Vle eeuw. Gregorius van Tours (1966), Een kijk op het regeringsbeleid van Lodewijk de Vrome tijdens de jaren 814 tot 840 (1967), Een historicus uit de Vlle eeuw. Fredegarius (1970), Een historicus uit de IXe eeuw. Nithard (1970), Aantekeningen over het grondbezit van de Sint-Bertijns-abdij en in het bijzonder over haar domein te Poperinge tijdens de 9e eeuw (1972).

< >