Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 29-06-2020

galweg

betekenis & definitie

m. (-en), (ook: galgang), algemene ben. voor de afvoerwegen van de gal naar de twaalfvingerige darm.

(e) Men onderscheidt intrahepatische galwegen (gelegen in de -klever) en extrahepatische galwegen (gelegen buiten de lever). De allerkleinste galwegen (galcanaliculi) hebben geen eigen wand, maar worden gevormd door de holten tussen de levercellen. Deze gaan over in tussen de leverlobjes gelegen gangen met een eigen wand. Naarmate de samenkomende galgangen tot grotere buizen worden, neemt de hoogte van het epitheel toe. Buiten de lever onderscheidt men de ductus hepaticus (leverbuis), waarvan de ductus cysticus (galblaasbuis) zich afsplitst, die naar de galblaas voert. Het vervolg van de ductus hepaticus is de ductus choledochus (galbuis), die samen met de afvoerbuis van de alvleesklier uitmondt op de ampul of papil van Vater in de twaalfvingerige darm.

Het slijmvlies van de extrahepatische galwegen is geplooid en bekleed met hoog epitheel. In de ductus choledochus ligt aan de buitenzijde wat spierweefsel in de wand dat ter hoogte van de papil van Vater tot een kringspier wordt die de afvoergangen kan afsluiten.

< >