verschijnselen die zich voordoen wanneer een geleider waardoor een elektrische stroom loopt, in een magnetisch veld wordt geplaatst. Wanneer de richting van het veld loodrecht staat op de stroomrichting, onderscheidt men de transversale galvanomagnetische effecten waartoe behoren het halleffect (het ontstaan van een potentiaalverschil loodrecht op de stroomrichting) en het ettingshauseneffect (het ontstaan van een temperatuurverschil loodrecht op de stroomrichting), benevens longitudinale effecten nl. een verandering van de weerstand van de geleider (ook: longitudinaal halleffect), en een thermo-elektrische kracht tussen de gemagnetiseerde en niet-gemagnetiseerde geleider.
Is de richting van het magneetveld dezelfde als die van de stroom, dan treden alleen de longitudinale effecten op.