v./m. (mv.), insektenfamilie.
(e) De galmuggen, Cecidomyidae, behoren tot de →tweevleugeligen. Het zijn tere muggen, levendig, meestal roodachtig gekleurd. De eieren worden in of op levende plantendelen gelegd; op deze plaatsen ontstaan, voor elke soort karakteristieke, grotere of kleinere gallen, waardoor grote schade kan worden aangericht, b.v. aan tarwe, rogge, erwte-, koolen raapplanten. De Hessische mug (Mayetiola destructor) is vooral in Centraal-Europa zeer schadelijk voor de graancultuur. Zij legt eieren op bladeren van rogge-, tarweof gerstplanten. De larven komen in de onderste bladscheden terecht en beginnen hier de stengel uit te zuigen. Zo ontstaat een zwak punt waar de halm gemakkelijk knakt. In aug.—sept. komt de tweede generatie te voorschijn; deze infecteert het jonge wintergraan. Voor het invallen van de vorst kruipen de larven in de grond, waar zij zich in het voorjaar verpoppen. Ook de ‘draaihartigheid’ van kool wordt door een galmug (Contarinia torquens) veroorzaakt. De larven van dit mugje brengen gallen teweeg in de voet van de bladstelen.