[Gr. fysis, natuur, krateo, heersen], m. (-craten), aanhanger van een richting in de economie die in het midden van de 18e eeuw vooral in Frankrijk verbreid was. Grondlegger van de Fysiocratische School was François Quesnay, hofarts van Lodewijk XV, terwijl daarnaast ook de namen van A.R.J.Turgot en P.S.Dupont de Nemours (*1739, †1781) genoemd kunnen worden.
De fysiocraten zijn de economische problematiek voor het eerst als een zelfstandig terrein van wetenschap gaan zien. Hun stelsel was gebaseerd op de beginselen van het individualistische natuurrecht. Daarvan uitgaande trachtten zij te komen tot een algemene maatschappijleer, waarbij zij als reactie op het mercantilisme, welk stelsel tot staatsbemoeiing en eenzijdige bevoordeling van handel en industrie leidde, m.n. de produktieve functie van de landbouw op de voorgrond stelden. Op deze wijze vervielen zij in een ander uiterste, hetgeen echter voor een groot deel valt te verklaren uit het feit, dat in de tijd van de fysiocraten de landbouw voortdurend werd achtergesteld bij de handel. Hoge belastingen, tollen en herendiensten e.d. beknotten de agrarische bevolking op ernstige wijze in haar activiteiten. Quesnay zag het gevaar van deze achterstelling van de landbouw voor het toentertijd nog overwegend agrarische Frankrijk en legde daarom zo sterk de nadruk op de betekenis van de landbouwprodukten.Naar analogie met de menselijke bloedsomloop, die in 1628 door de Engelse fysioloog W.Harvey was ontdekt, kwam Quesnay tot de gedachte het economisch proces als een kringloop van geld en goederenstroom te beschouwen (zie economische kringloop). In zijn kringloopschema onderscheidde hij drie klassen: de classe productive, de classe propriétaire en de classe stérile. Tot de produktieve klasse werd uitsluitend de landbouw gerekend omdat alleen deze een overschot zou geven boven de kosten: het produit net, de pachtwaarde. Deze kwam aan de classe propriétaire, de grondeigenaren, terwijl nijverheid en handel de classe stérile vormden, wier produkten niet meer dan de kosten zouden goedmaken. De fysiocraten zagen de produktiviteit als een zuiver fysiek begrip, maar in feite is er ook in de landbouw geen sprake van scheppen in fysieke zin. In economisch-politieke zin hebben de fysiocraten zonder twijfel invloed uitgeoefend.
Zij bepleitten een vereenvoudiging van het ingewikkelde stelsel van landbouwbelastingen (in dit opzicht waren zij voor de heffing van één enkele grondbelasting, de zgn. impôt unique), afschaffing van de gilden en vrijheid in het internationale handelsverkeer. Vooral Turgot heeft als minister van Financiën veel van deze gedachten in de praktijk proberen toe te passen. LITT. F.Quesnay et la physiocratie (1958).