m. (mv.), familie van watervogels. De futen, Podicipedidae, behoren tot de orde fuutachtigen.
Deze familie omvat vijf geslachten (21 soorten) en zijn vertegenwoordigd op de gehele aarde, behalve de poolstreken en enkele (oceanische) eilanden. Het zijn kleine tot grote watervogels met een slank lichaam, een dunne hals, een smalle en langwerpige kop, een spitse snavel, en een korte staart. De poten, die ver naar achteren zijn geplaatst, hebben geen zwemvliezen, maar lobben; het loopbeen is zijdelings afgeplat; de vleugels zijn kort en smal. Het zijn uitstekende zwemmers en duikers, maar op het land bewegen zij zich onbeholpen. Zij voeden zich met allerlei waterdieren. Futen broeden in stilstaand of langzaam stromend water; het drijvend nest bestaat uit rottende plantedelen. De kleine jongen worden, ook bij het onderduiken, op de rug van de ouders gedragen.Het geslacht Tachybaptus (vijf soorten) is met één soort in Europa vertegenwoordigd, de dodaars. Van de 12 soorten van het geslacht Podiceps zijn er 4 inheems. De fuut, Podiceps cristatus, is herkenbaar aan de zwartbruine oorpluimen. Zijn voedsel bestaat uit kleine vissen en waterinsekten. Deze broedvogel van met riet omzoomde waterpartijen heeft een uitgebreid baltsceremonieel. De fuut komt voor in grote delen van Eurazië, verder in Afrika, Australië en Nieuw-Zeeland.
In Nederland een vrij talrijke broedvogel; verder een doortrekker en wintergast in vrij groot aantal. In België een schaarse broedvogel, bijna uitsluitend in Laagen Midden-België. Verder behoren tot het geslacht Podiceps in Europa nog de geoorde fuut, de kuifduiker en de roodhalsfuut.
LITT. M.Melde, Der Haubentaucher (1973).