v./m. (-sleuven), sleuf die gegraven wordt voor het maken van een fundering, alleen daar waar de muren komen. De funderingssleuf kan zowel bij een staalfundering als bij een paalfundering voorkomen.
Men graaft daarbij het terrein niet verder uit dan nodig is en bij een fundering op staal moet men zorgen dat de vaste grondslag ongeroerd blijft. De breedte van de sleuf maakt men niet groter dan voor de uitvoering van de funderingswerken nodig is. Wel dient men de zijkanten van deze sleuven een zodanige helling (talud) te geven, dat die zijkanten niet los getrapt kunnen worden. De funderingssleuf werd vroeger veel toegepast toen het grondwerk nog met de hand gebeurde. Sedertdien graaft men veelal machinaal de gehele bouwput uit.