[Fr. fritte, <frire, bakken], v./m.,
1. (keramische industrie) een samengesinterd produkt dat niet volkomen is gesmolten (e);
2. mengsel van silicaten en kunstmest.
(e) De frit wordt toegepast bij de bereiding van de glazuurbrij om oplosbare toevoegingen, zoals soda, boorzuur, borax, onoplosbaar te maken, en als toevoeging aan de scherf bij de vervaardiging van sommige soorten zacht porselein (fritporselein). Zie keramiek.