het stamrecht van de oude Friezen. Het Friese rechtsgebied strekte zich onder de Frankische koning Karel de Grote (768-814) uit langs de Noordzeekust van Vlaanderens grens tot de Wezer.
Voor dit gehele gebied gold toen de Lex Frisionum. Er was dus in hoofdzaak eenheid van recht, al bevatte deze wet ook een aantal speciale bepalingen voor het gebied bewesten het Vlie, voor dat tussen Vlie en Lauwers en voor dat beoosten de Lauwers. Deze lokale differentiëring is steeds verder doorgegaan. Het eerst is de band verbroken met het gebied ten westen van het Vlie, dat onder het gezag kwam van de graven van Holland. In de rest van de Friese landen heeft het zgn. Upstalboomse Verbond, waarschijnlijk ontstaan in de eerste helft van de 12e eeuw, dat bij de Upstalboom bij Aurich vergaderde, getracht de band tussen de verschillende Friese gouwen in stand te houden.
Door onderlinge strijd is dit verbond echter tenietgegaan. Het zwaartepunt van de rechtsvorming verplaatste zich steeds meer naar kleinere kringen. Terwijl er aanvankelijk nog rechtsoptekeningen ontstonden, die golden voor het gehele gebied tussen Vlie en Wezer, zoals de 17 keuren en de 24 landrechten, vindt men later vooral rechtsbronnen geldend voor onderdelen van dit gebied, b.v. het Schoutenrecht voor het land tussen Vlie en Lauwers. Tenslotte worden rechten, geldend voor nog kleinere gebieden, steeds talrijker. Voor de rechtsgeschiedenis is het Friese recht van groot belang door zijn rijkdom aan rechtsbronnen, door de relatief sterke receptie van Romeins en canoniek recht en tenslotte door de afwezigheid van een blijvende landsheerlijkheid, waardoor het leenstelsel in Friesland geen voet aan de grond kreeg. Een overzicht van het Friese recht is gemaakt door S J.Fockema Andreae (in: Overzicht Oud-Ned. rechtsbronnen, 2e dr. door A.S.de Blécourt en A.M.van Tuyll van Serooskerken, 1923).
Uitgave door K.von Richthofen (in: Fries. Rechtsquellen, 1840). Nadien zijn vele Oudfriese rechtsbronnen opnieuw afzonderlijk uitgegeven, o.a. in de serie: Oudfriesche taal-en rechtsbronnen. LiTT. K.von Richthofen, Unters. über fries. Rechtsgesch. (1880—86); P.Heck, Die altfries. Gerichtsverfassung (1894); R.His, Das Strafrecht der Friesen im Mittelalter (1901); L.J.van Apeldoorn, Ontbindende en samenbindende krachten in het Fr. rechtsleven der middeleeuwen (1921); M.S.van Oosten, De ambtshalve vervolging naar Oudfr. recht (1938); M.P.van Buytenen, Het Friese dorp in de middeleeuwen rechtshist. verkend (1961); N.Algra, Enkele rechtshist. asp. van de grondeigendom in Westerlauwers Friesland (1966).