Oostenrijks schrijver, *21.1.1878 Wenen, ♱(zelfm.) 18.3.1938 Wenen. Friedell studeerde filosofie.
Hij was leider van het bekende cabaret Fledermaus in Wenen, daarna toneelcriticus en acteur bij het toneelgezelschap van Max Reinhardt in zijn geboorteplaats en in Berlijn. Na de Anschluss pleegde Friedell zelfmoord. Hij werd vooral bekend door zijn fascinerende werken waarin hij op een ironische manier een loopje neemt met de in feite 19e-eeuwse cultuurhistorische opvattingen van zijn tijd. Werken: Novalis als Philosoph (diss. 1904), Das Jesusproblem (1921—47), Kulturgeschichte der Neuzeit (3 dln. 1927— 32), Kulturgeschichte des Altertums (1936). Uitgaven: Das Altertum war nicht antik (1950); Briefe (1959); Wozu das Theater (1965; toneelkritieken, met inl. door P. Haage).LITT. A. Polgar, E. Friedell (in: Monat 16, 1950); W. Kiaulehn, Die Geschichten E. Friedells (in: Der Aquädukt, 1963); P. Haage, Der Parteilöwe der nur Bücher frass (2e dr. 1971).