v./m. (-grenzen), getal dat aangeeft hoeveel groter of kleiner het meetgetal zou kunnen uitvallen als de meting onder dezelfde omstandigheden zou worden herhaald.
Als de meetgrootheid X de getalwaarde x heeft met als foutengrenzen -δ1 en +δ2, dan wordt de meetuitkomst vaak in de volgende notatie gegeven: X = x +δ2/-δ1. Als δ1en δ2 gelijk zijn, wat vaak het geval is, dan schrijft men: X = x ± δ. Wanneer bij een meting uitsluitend toevallige fouten van belang zijn, dan kunnen de foutengrenzen berekend worden met behulp van de waarschijnlijkheidsrekening. Er zijn verschillende definities in gebruik met een verschillende betekenis en naam van de foutengrenzen. Veel gebruikt wordt de standaarddeviatie (s.d.) ook middelbare fout genoemd. Uit de definitie van de s.d. volgt dat als het meetresultaat is opgegeven als X = x ± δ (waarbij δ de getalwaarde voorstelt berekend volgens de definitie van de s.d.), een herhaling van de meting onder dezelfde omstandigheden een meetwaarde zal opleveren die met een kans van 68% ligt binnen de aangegeven foutengrenzen. Als wordt opgegeven X = x ± 2δ is die kans 95%.