v. (-s), compositie die tot stand komt door foto’s of gedeelten daarvan tot een nieuwe voorstelling te hergroeperen.
(e) Een fotomontage kan op twee manieren worden gerealiseerd:
1. door een collage uit fotodelen op te bouwen en deze desgewenst fotografisch te reproduceren;
2. door van een combinatie van negatiefdelen een foto te maken.
Een van de vele toepassingen van fotomontage was in de tweede helft van de 19e eeuw in Engeland de zgn. picturale fotografie. Bij het streven om erkenning van de fotografie als zelfstandige kunstvorm werd o.m. aangevoerd dat fotografie slechts tot weergave van de veelal banale realiteit in staat zou zijn en verheven onderwerpen niet kon vastleggen. Om het tegendeel te bewijzen maakten fotografen, o.a. de Engelsman Henry Peach Robinson (*1830,♱1901) en de Zweed Oscar Gustav Rejlander (*1813, ♱1875) gebruik van de fotomontage, destijds composietfotografie (composite photography) genoemd, en van toneelmatige ensceneringen, veelal geïnspireerd op litteraire en allegorische thema’s. In de 20e eeuw werden fotomontages m.n. gemaakt om de nadruk te leggen op andere dan de conventionele verbanden. In de beeldende kunst werd fotomontage toegepast door o.a. P.R.Citroen, L.Moholy-Nagy, G.Grosz, El Lissitsky; de Duitser John Heartfield (eigenlijk: Helmut Herzfeld; *1891, ♱1968) maakte antifascistische fotomontages.
Ook in de reclame, o.m. bij affiches, wordt gebruik gemaakt van de grote suggestieve kracht die van fotomontage kan uitgaan. LITT. H.Gernsheim en A.Gernsheim, The hist. of photography (1969).