v., theorie die de ontogenie van de mens belicht vanuit de fylogenie.
De foetalisatietheorie is door de Ned. anatoom L.Bolk opgesteld, en zegt dat de ontwikkeling van de mens na de geboorte in een langzaam tempo verloopt en dat vele ontwikkelingsprocessen zich eigenlijk pas na de geboorte afspelen. De pasgeborene kan nog niet lopen (omdat de betrokken zenuwbanen nog niet hun volle ontwikkeling hebben bereikt); het gebit breekt pas na de geboorte door (de tandwisseling duurt zelfs vele jaren); de geslachtsrijpheid komt tussen 10en 15-jarige leeftijd. Vergelijkt men de ontogenie van de mens met die van de dieren, dan ziet men dat de eerste veel langzamer verloopt. Ten opzichte van de dieren zou dus de menselijke levensgang vertraagd zijn (Zie retardatie). Hetzelfde geldt ook voor de ontwikkeling vóór de geboorte, zodat de mens geboren wordt met een aantal foetale kenmerken. Sommige daarvan, in het bijzonder de beharing, blijven het gehele leven bestaan; de mens heeft in dat opzicht een foetaal karakter. Overigens is de foetalisatie geen speciaal kenmerk voor de mens gebleken.