[Du. fliessen, vloeien], o., een sediment gesteente dat onmiddellijk voor de hoofdfase van een gebergtevorming wordt afgezet in een geosynclinale of vóórdiepte.
Flysch, door turbidietstromen gevormd tot dikke pakketten met afwisselende zandof kalken kleilagen, geeft na regenval vaak aanleiding tot aardverschuivingen en solifluctie. Het sediment, afkomstig van door erosie aangetaste landmassa’s, is bij verdergaande gebergtevorming meegeplooid, verplaatst of overgeschoven.