Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 29-06-2020

fluoriet

betekenis & definitie

o., (ook: vloeispaat), mineraal.

Fluoriet, calciumfluoride CaF2, is regulair holoëdrisch, in kubische kristallen; dikwijls doordringingstweelingen, die zich openbaren, doordat drievlakkige hoekpunten uitsteken uit de vlakken van de kubus; behalve in groepen van goed ontwikkelde kristallen, veel in korrelige aggregaten. Uitmunten de splijting volgens octaëder. De kleur van fluoriet is zeer wisselend: kleurloos, paars, geel, groen, roze; soms fluorescerend, vaker lichtend bij verhitting: de kleur van het bij verhitting uitgestraalde licht is onafhankelijk van de eigen kleur (chlorofaan). Fluoriet heeft een kenmerkende kristalstructuur: de calciumionen liggen op de hoekpunten en de middens van de zijvlakken van een elementaire kubus met een ribbelengte van 5,45 A°, terwijl de fluorionen in de middelpunten van de kleinere kubussen liggen, die men verkrijgt door de elementaire kubus in acht gelijke kubussen te verdelen; een Ca-ion is dus omringd door acht F-ionen en een F-ion door vier Ca-ionen. Het is een van de meest verbreide mineralen, gewoonlijk in gangen en dan vaak als begeleider van tinertsen, van looden zinkertsen en van bepaalde goudertsen. Fluoriet wordt gebruikt als vloeimiddel in smelterijen en in glasblazerijen; verder in de emailindustrie en als grondstof voor de bereiding van fluorwaterstof en andere fluorverbindingen, en voor lenzen en prisma’s in infrarood-optiek (met name kunstmatig gekweekt fluoriet).

< >