[Fr. ➝Lat. Florentia; Ital.
Firenze], Italiaanse stad in de regione Toscane, hoofdstad van de gelijknamige prov. (3879 km2, 1,1 mln. inw.), aan de zuidelijke voet van de Apennijnen, gelegen aan de Arno, 461.700 inw. Florence, met oorspronkelijk veel industrie gebaseerd op oudere kunstnijverheid, heeft een zeer belangrijke voedingsen genotmiddelenindustrie; de stad is een belangrijk handelscentrum (wijn, olie, graan) en modecentrum, vooral voor accessoires. Tussen beide wereldoorlogen ontstond een zwaardere industrie: automobielen, vliegtuigen, precisie-instrumenten, vooral machines, chemicaliën. De stad, een aartsbisschopszetel, heeft talrijke musea, een universiteit (1924), Accademia della Crusca, kunstacademie, conservatorium, sterrenwacht, staatsarchief, kunsthistorische instituten en een opera. Toerisme is van belang.De kern van de stad wordt gevormd door de dom (Santa Maria del Fiore; 1296-1436). De gevel is aan het eind van de 19e eeuw gerestaureerd; het inwendige van de kerk (169 m lang) maakt een sobere indruk door het ontbreken van decoratie. Van Michelangelo is er een onvoltooide kruisafneming. Aan de zuidwestkant bevinden zich de Campanile, begonnen in de 14e eeuw door Giotto en voltooid door Talenti, een van de mooiste torens van Italië, versierd met basreliëfs. Tegenover de ingang van de dom heeft men het Baptisterium (octogonaal, 5e eeuw, bronzen deuren uit de 14e en 15e eeuw). De versiering van binnen dateert uit de 14e eeuw.
Ten zuiden van de dom vindt men de wijken van de aanzienlijken van het oude Florence, waarvan aan het eind van de 19e eeuw een groot deel werd opgeruimd. In dit deel bevinden zich Orsammichele, een kerk in renaissancestijl van de 14e eeuw, en het Palazzo Vecchio, de vroegere zetel van de regering. Tussen het Palazzo Vecchio en de Arno vindt men het gebouwencomplex van het Palazzo degli Uffizi, thans staatsarchief en schilderijenmuseum, met een van de grootste verzamelingen ter wereld. In het Palazzo Pazzi (15e eeuw) is een bank gevestigd. Een ander belangrijk gebouw is de kerk Santa Croce (een van de mooiste franciscanenkerken, 13e eeuw). Ten noorden van de dom heeft men o.a. de kerk Annunziata (13e eeuw), het archeologisch museum (van betekenis door de Etrurische afdeling), het Palazzo Medici, de bibliotheek Riccardiana (grote verzameling van incunabelen), de basiliek San Lorenzo uit de 15e eeuw.
Uit de 13e eeuw dagtekent ook de kerk Santa Maria Novella met prachtig beeldhouwwerk, fresco’s en houtsnijwerk. Beide stadsdelen zijn met elkaar verbonden door verscheidene bruggen (Ponte Vecchio, 14e eeuw, met goudsmidswinkels, de enige brug van Florence die de Duitsers in de Tweede Wereldoorlog gespaard hebben). In het aan de zuidzijde gelegen deel zijn er een natuurhistorisch museum en het Palazzo Pitti, dat een grote verzameling schilderijen heeft en een bijzondere echt Italiaanse tuin (Boboli).
GESCHIEDENIS. Op de plaats van Florence lag in de oudheid een Etrurische nederzetting, die in 82 v.C. door Sulla werd verwoest. De Romeinen stichtten er in 58 v.C. de kolonie Florentia (bloemenstad, waarschijnlijk zo genoemd naar de bloemenrijkdom van de vlakte). In de 5e eeuw werd Florence zetel van een bisschop. De stad werd in 570 veroverd door de Langobarden, die op hun beurt werden verdreven door de Franken. Hierna werd Florence de zetel van een graaf.
Na de vereniging van dit graafschap met aangrenzende gebieden tot het markgraafschap ➝Toscane, bleef Florence het centrum. In de ➝Investituurstrijd stond Florence aan de kant van de paus; doorgaans overheersten er de ➝Guelfen. Na de dood van markgravin Mathilde (1115) werd Florence een commune, die de omringende gebieden van de landadel bevrijdde en door de snelle ontwikkeling van geldhandel en textielnijverheid (laken) steeds meer een burgerlijk-rationeel karakter kreeg, dat van groot belang zou blijken in de opkomst van de Italiaanse renaissance. Een deel van de adel paste zich aan bij de burgerlijke economie en levensstijl.
Ondanks vaak felle, interne klassenen partijstrijd tussen de rijke burgers (popolo grasso) en de armen (popolo minuto) werd Florence in de 13e en 14e eeuw de leidende macht in Toscane en Midden-Italië. Door de overwinning op Pisa (1406) en de inlijving van Livorno werd Florence ook maritiem van belang. Nadat Florence ca.1250 ten gevolge van een revolutie een vrij democratisch bestuur had gekregen, vond 30 jaar later een verschuiving plaats die de macht in handen van de bestuurders van de hoge gilden legde; zij gingen als stadsraadsheren (signoria) heersen. Daarna wist de adel in verscheidene gilden door te dringen. Bij de twisten van het begin van de 14e eeuw, waarbij de Guelfen over de Ghibellijnen zegevierden, moest ➝Dante Florence verlaten. De oligarchie die zich vervolgens ontwikkelde, moest wegens ontevredenheid van de popolo minuto plaats maken voor het bewind van de ➝Medici (sinds 1434).
Onder dit geslacht verloor de burgerij, die steeds meer tot een aristocratische levenshouding overhelde, haar expansief karakter. Ook door de verplaatsing van het economisch zwaartepunt van de Middellandse Zeegebieden naar de gebieden langs de Atlantische kust, verloor Florence invloed. Florence, dat inmiddels de hoofdstad van het groothertogdom Toscane was geworden, werd in 1799 door de Fransen bezet, die het in 1801 tot residentie van het koninkrijk Etrurië maakten. In 1807 werd de stad ingelijfd bij Frankrijk. Van 1814-59 was Florence opnieuw hoofdstad van het herstelde groothertogdom Toscane. De stad werd in 1859 Sardisch en was van 1865-71 hoofdstad van het koninkrijk Italië. LITT.
F. Schevill, Hist. of Florence from the foundation of the city through the renaissance (1936); A. Panella, Storia di Firenze (1949); M. MacCarthy, The stones of Florence (1959); J. Lucas-Debreton, La vie quotidienne à Florence (1959); Y. Labande en E.R. Labande, Florence (1961); A.
Chastel, Art et humanisme à Florence au temps de Laurent 1e Magnifique (1962); E. Borsook, The companion guide to Florence (1966); N. Rubiskin, The government of Florence under the Medici (1966); Y. Renouard, Hist. de Florence (1966); A. Grote, Florence (1968); M. Heilmann, Florenz und die Medici (1968); A.
Tenenti, Firenze dal Comune a Lorenzo il Magnifico (1970); J.R. Higgins, A historical guide to Florence (1973); C. Hibbert, The rise and fall of the house of Medici (1974).