[Fr.], m. (-ten),
1. type blokfluit;
2. (op orgels) open register dat de tonen van de genoemde fluit nabootst (nauwe mensuur);
3. flageolettoon.
Twee vormen flageolet worden onderscheiden:
1. De Franse flageolet, ontstaan eind 16e eeuw, met vier vingergaten aan de bovenkant van het instrument en twee duimgaten aan de onderkant.
2. De Engelse flageolet, ontstaan begin 19e eeuw, met zes vingergaten aan de bovenzijde en één duimgat aan de onderzijde van het instrument. Beide instrumenten werden ook als dubbele flageolet met gemeenschappelijk mondstuk gebouwd.