Lion, eigenlijk: J.L.Wetcheck, Duits schrijver, *7.7.1884 München, ♱22.12.1958 Los Angeles. Feuchtwanger studeerde germanistiek, filosofie en antropologie in München en Berlijn, waar hij in 1909 promoveerde.
Hij week in 1933 uit naar Frankrijk, verbleef van 1936—37 te Moskou, en werd in 1940 door de Vichyregering gevangengezet. In 1941 werd hij door Amerikaanse vrienden bevrijd, waarna hij zich in Californië vestigde. Feuchtwanger schreef een aantal toneelstukken, maar zijn technisch talent demonstreerde hij in zijn romans. Zijn werk is in de BRD nagenoeg onbekend, terwijl hij in de DDR en vele andere landen tot de belangrijkste romanciers van de eerste eeuwhelft wordt gerekend. Werken: Kleine Dramen (1905-06), Thomas Wendt (1919), Die hässliche Herzogin (1923), Jud Süss (1925; door de nazi’s op verwrongen wijze verfilmd), Drei Angelsächsische Stücke (1927—30), Die Geschwister Oppenheim 933), Die Söhne (1935), Moskau (1937), Der Tag wird kommen (1942), Die Brüder Lautensack (1944), Waffen für Amerika (1948), Goya (1951), Narrenweisheit (1952), Spanische Ballade (1955), Die Witwe Capet (1956), Jefta und seine Tochter (1957). Uitgave: Verz. werken (20 dln. 1959 vlg.).
LITT. L.Feuchtwanger zum 70. Geburtstag (1954); K.Dietz, L.Feuchtwanger zum Gedenken (1959); J. Pischel, L.Feuchtwangers Wartesaal Trilogie (diss. 1967); W.Huder, Feuchtwanger Ausstellung (1969; met bibl.).
