v., studie van de hoofdzakelijk door het klimaat bepaalde, periodieke verschijnselen bij levende wezens.
In de fenologie bestudeert men verschijnselen als bloei, rijping, bladval, vogeltrek, winterslaap, voortplantingstijden enz., in vergelijking tot hun verschijning in voorgaande jaren. Men vergelijkt dezelfde verschijnselen inzake het moment van hun optreden ook op andere, verderaf of dichtbij gelegen plaatsen, constateert daaruit eventuele klimaatsveranderingen en verwerkt tenslotte de resultaten op landkaarten, waarbij men de plaatsen met een gemiddeld gelijktijdig optreden van bepaalde verschijnselen of groepen van verschijnselen onderling door lijnen verbindt. Deze lijnen omsluiten dan gebieden, die in gelijke omstandigheden verkeren. In de equatoriale gebieden b.v. treedt een periodiek verschijnsel als bladval minder op.
LITT. H. Lieth (red.), Phenology and seasonality modeling (1974).
