Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 29-06-2020

falen

betekenis & definitie

(faalde, heeft gefaald),

1. ontbreken, meestal in onpers. gebruik: het faalt hem aan moed;
2. in gebreke blijven, te kort schieten: zijn krachten faalden;
3. fouten begaan, verkeerd handelen: het bestuur heeft in dit opzicht meer dan eens gefaald;
4. mislukken, niet slagen: al mijn pogingen faalden; zonder —, zonder mankeren;
5. niet treffen, missen: zijn schot faalde.

< >