o. (-en),
1. toestand van iemand die blijkens rechterlijk onderzoek buiten staat is aan zijn verplichtingen te voldoen en op wiens bezittingen daarom beslag is gelegd: het — uitspreken, opheffen; in staat van — verkeren ;
2. het failliet gaan. Faillissement wordt in Nederland geregeld door de Faill.W. van 30.9.1893, Stb. 140, in werking getreden op 1.9.1896 en nadien veelvuldig gewijzigd (het laatst bij de wet van 3.5.1971). De wet van 7. 2.1935, Stb. 41, wijzigde in sterke mate de surséance van betaling. Volgens de wet betreft het faillissement alleen het vermogen, niet de persoon van de failliet, die in het algemeen zijn rechtsen handelingsbevoegdheid niet verliest. Hij kan echter door zijn handelingen het beslag op zijn vermogen niet aantasten. De wet maakt geen onderscheid tussen eerlijke en oneerlijke schuldenaren. In verband hiermee draagt in Nederland het faillissement als zodanig ook niet een onterend karakter, al kunnen bepaalde handelingen van de schuldenaar aanleiding geven tot een strafvervolging (b.v. wegens bankbreuk, artt. 340, 341 Wstr). Ook kan in iemands faillissement voldoende reden worden gevonden om hem in enig ambt of enige functie niet te handhaven. Zo kunnen de leden van de rechterlijke macht en ook de notarissen in geval van faillissement uit hun ambt worden ontzet. Ook kan faillissement aanleiding zijn tot ontzetting van (toeziende) voogden (behalve de ouders), curators, bewindvoerders en executeurs-testamentair.
De schuldenaar die in de toestand verkeert, dat hij heeft opgehouden te betalen, wordt op eigen aangifte of op verzoek van zijn schuldeiser(s) bij rechterlijk vonnis in staat van faillissement verklaard. Van onvermogen behoeft daarbij niet te blijken. De faillietverklaring kan ook worden uitgesproken om redenen van openbaar belang, op de vordering van het OM, en in sommige gevallen ook ambtshalve door de rechtbank. Na overlijden van de schuldenaar kan ook diens nalatenschap in staat van faillissement worden verklaard. De schuldenaar die in staat van faillissement (failliet) is verklaard en niet is gehoord, heeft recht van verzet, evenals de schuldeiser die de faillietverklaring niet heeft aangevraagd en iedere belanghebbende. De schuldenaar die wel gehoord is, alsmede degene wiens verzoek tot faillietverklaring werd afgewezen, heeft het recht van hoger beroep.
Het vonnis houdt in de benoeming van een rechter-commissaris en van een of meer curatoren. Een uittreksel van dit vonnis wordt door de curator in de Ned. Stcrt., alsmede in een of meer dagbladen gepubliceerd. De curator is belast met het beheer en de vereffening van de boedel; hij heeft te waken zowel voor de belangen van de gefailleerde als voor die van de schuldeisers. De rechter-commissaris houdt op beheer en vereffening toezicht. Indien baten ontbreken, kan de rechtbank het faillissement opheffen of kosteloze behandeling ervan bevelen.
Door de faillietverklaring verliest de gefailleerde de beschikking en het beheer over zijn vermogen (inclusief hetgeen hij tijdens het faillissement mocht verkrijgen), die overgaan op de curator. Hetgeen echter door persoonlijke werkzaamheid wordt verkregen, of als bezoldiging wegens een ambt of bediening of pensioen kan, ter beoordeling van de rechter-commissaris, geheel of gedeeltelijk buiten het faillissement worden gehouden. In het algemeen worden niet door het faillissementsbeslag getroffen uitkeringen krachtens de sociale verzekeringswetten. De curator maakt een inventaris op en een staat van baten en schulden. Dan roept hij de schuldeisers op hun vorderingen in te dienen. De procedure tot vaststelling van het vorderingsrecht wordt verificatie genoemd.
De curator moet daartoe alle tijdig bij hem ingediende vorderingen op lijsten brengen, een lijst van erkende en een lijst van betwiste vorderingen. Op die lijsten moet worden aangetekend of de vordering bevoorrecht of door pand of hypotheek gedekt is, of wel recht van terughouding kan worden uitgeoefend. Tot de voorrechten behoren ook belastingschulden alsmede vorderingen terzake van premies, verschuldigd ingevolge de sociale verzekeringswetten. Tijdens de verificatie kan de gefailleerde een akkoord aanbieden, hetgeen homologatie van de rechtbank vereist. Is een akkoord niet tot stand gekomen dan treedt het faillissement in zijn tweede stadium. Het gaat over van een conservatoir beslag in een executoriaal beslag.
De boedel verkeert thans van rechtswege in staat van insolventie en de curator gaat, indien een voorstel tot voortzetting van het bedrijf niet of tijdig wordt gedaan, of indien het wordt verworpen, of de voortzetting wordt gestaakt, onmiddellijk over tot vereffening en tegeldemaking van alle baten van de boedel. Aan de gefailleerde kan enig huisraad worden gelaten. Zo dikwijls er voldoende gerede penningen aanwezig zijn, maakt de curator een uitdelingslijst op, welke, indien er geen verzet tegen wordt gedaan, door tijdsverloop en anders door op het verzet te wijzen vonnis van kracht wordt, waarop de uitkering plaats heeft. Zodra de slotuitdelingslijst verbindend is geworden, neemt het faillissement een einde. De schuldeisers herkrijgen daarmee voor hun vorderingen, voorzover deze onvoldaan zijn gebleven, hun rechten van executie op de goederen van de schuldenaar. [prof.mr.B.Wachter] In België wordt het faillissement geregeld door de Faill.W. van 18.4.1851, tevens boek III WvK (later gewijzigd of aangevuld). Deze heeft een drievoudig doel: de openbare orde beschermen en de veiligheid verzekeren van de koophandel, waarvan het krediet de grondslag is; de schuldeisers van de faillietverklaarde door middel van gelijkstellende maatregelen beschermen; de schuldenaar tegen ontijdig en soms hartstochtelijke individuele vervolgingen behoeden.
Elke handelaar (fysische of rechtspersoon), die zijn betalingen staakt en wiens krediet aan het wankelen is gebracht, is in staat van faillissement (art. 437). Grondvereisten zijn derhalve:
1. de hoedanigheid van handelaar (hetgeen afwijkt van het Ned. recht waardoor ook anderen dan kooplieden failliet verklaard kunnen worden). De onverenigbaarheid tussen het drijven van handel en de uitoefening van een vrij beroep of van openbare functies (b.v. advocaat, notaris) verhindert niet dat in feite dergelijke personen als handelaars beschouwd kunnen worden, wanneer zij, in strijd met de wet, daden van koophandel verrichten;
2. een staking van betalingen van zodanige aard dat het commercieel krediet van de handelaar aan het wankelen is gebracht, hetgeen ter beoordeling van de rechtbank staat.
De vormvereisten komen overeen met de Ned., evenals het feit dat verzet voor iedere belanghe bende mogelijk is. Bedoeld vonnis is vatbaar voor verzet of beroep door de faillietverklaarde, zijn weduwe en erfgenamen, elke schuldeiser en zelfs elke belanghebbende (art. 473). Bij zelfde vonnis wordt ook een rechter-commissaris aangesteld en een of meer curatoren, wier functie dezelfde is als in Nederland. Gefailleerde loopt een zeker aantal politieke onbekwaamheden op (Kieswetboek, art. 7, sub 12) evenals het verbod om functies te bekleden van beheerder, commissaris of gerant in een vennootschap op aandelen, van wisselagent, bankier enz., zelfs indien het faillissement in het buitenland werd uitgesproken. Er kan evenals in Nederland gedurende de procedures van het faillissement, tussen de schuldeisers en gefailleerde een overeenkomst tot stand komen (concordaat na faillissement), maar dit akkoord is slechts mogelijk indien de meerderheid der schuldeisers erin toestemt en zij drie kwart vertegenwoordigen van het totaal bedrag der schuldvorderingen.
De gefailleerde die aan zijn verplichtingen voldaan heeft, kan eerherstel verkrijgen op grond van een procedure gevoerd door het Hof van Beroep (artt. 586-592). De handelaar kan zijn faillietverklaring vermijden door uitstel van betaling aan te vragen (artt. 593-614), dat evenwel nog slechts zelden aangewend wordt ter wille van de grotere voordelen verstrekt door de procedure van het gerechtelijk akkoord (samengeschakelde wetten van 25.9.1946), dat ook na het overlijden van de schuldenaar kan worden verleend. Dit akkoord komt slechts tot stand indien de meerderheid van de schuldeisers, die door hun niet betwiste of bij voorraad aanvaarde schuldvorderingen de twee derde van al de verschuldigde sommen vertegenwoordigen, het eens zijn met de aanvraag. Voor de berekening van die meerderheden worden evenwel de schuldvorderingen van hen, die aan de stemming niet hebben deelgenomen, niet meegeteld. De homologatie maakt het akkoord bindend voor alle schuldeisers; het is slechts van toepassing op de verbintenissen aangegaan voordat het werd toegestaan. Het gerechtelijk akkoord komt niet ten goede aan de medeschuldenaars, noch aan de borgen die afstand deden van het voorrecht van uitwinning; het heeft geen uitwerking met betrekking tot de belastingen gewaarborgd door voorrecht, hypotheek of pandgeving, en de schuldvorderingen wegens uitkering tot onderhoud. [prof.dr.J.Matthijs].