v., het langs telegrafische weg overbrengen van afbeeldingen.
In de voor facsimile-telegrafie gebruikte zender wordt door een optisch systeem een zeer kleine lichtvlek op de buitenzijde van een aangedreven trommel geprojecteerd waarop de over te zenden zwart-wit afbeelding of tekst is bevestigd (afb.). De hoeveelheid gereflecteerd licht die op het blanco gedeelte van het papier groter is dan op het beschreven of bedrukte deel, wordt opgevangen door een lichtgevoelig element, b.v. een fotocel. Via deze ‘aftastinrichting’ en een ‘drempelschakeling’ wordt bepaald of de hoeveelheid gereflecteerd licht van wit of zwart papier afkomstig is. De zender produceert dan een ‘wit’resp. ‘zwart’-signaal, dat op de transmissieweg (b.v. een telefoonverbinding) wordt uitgezonden. In de ontvanger wordt het signaal ontvangen en vertaald in gelijkstroomimpulsen. Deze worden naar een ‘schrijfinrichting’ gevoerd.
Deze drukt tijdens ontvangst van een ‘zwart’-signaal een schrijfstift tegen het blanco papier op de trommel; bij een ‘wit’-signaal is er geen contact. Het te reproduceren beeld wordt nu overgedragen door zowel aan de zendals aan de ontvangzijde de trommels even snel en in dezelfde fase rond te draaien en tevens de aftasten schrijfinrichting met dezelfde snelheid en in dezelfde richting langs de trommel voort te bewegen. De afbeelding wordt volgens een schroeflijn afgetast, resp. opgetekend (afb.). Toepassing: o.a. voor op afstand controleren van handtekeningen en van drukproeven; het verzenden van tekeningen en van weerkaarten. Hoewel het begrip voornamelijk wordt toegepast voor zwart-wit-overdracht, dient hieronder ook de overdracht van halftinten te worden verstaan (zie fototelegrafie). Bij gebruik van een normale telefoonverbinding, bandbreedte 300—3400 Hz, is voor de overdracht van een A4-formaat, ca. 21 cm x 30 cm, 4-6 min. nodig. Bij nieuwere apparatuur is dat ca. 1 min.