[Lat. claustrum, klooster], v., het verlof voor een kloosterling om voor een bepaalde tijd buiten het klooster te leven, zonder daarmee van zijn geloften ontheven te zijn.
Exclaustratie brengt aflegging van het kloosterkleed mee, en verantwoording aan de bisschop waaronder de kloosterling valt in plaats van aan de kloosteroverste. Hij blijft lid van de kloostergemeenschap, zonder stemrecht.