o., in het keizerlijke China systeem van getrapte examens ter selectie van toekomstige bestuursambtenaren.
Al tijdens de Han-dynastie (206 v.C.—221 n.C.) was het oorspronkelijke systeem van recommandatie voor de benoeming van ambtenaren aangevuld met een systeem van examens in de klassieke teksten. Na een onderbreking in de periode van verdeeldheid (221-589) werd het systeem hersteld en ontwikkeld; in 1905 werd het afgeschaft in het kader van de moderniseringen die de Tj’ing-dynastie in haar nadagen invoerde. In zijn definitieve vorm kende het systeem examens op vijf verschillende niveaus:
1. district (voorbereidend examen);
2. prefectuur;
3. provincie;
4. hoofdstad;
5. het afsluitend paleisexamen.
De selectie was zeer streng; gemiddeld slaagde voor elk examen niet meer dan 10 % van de kandidaten. Na het provinciaal examen had men toegang tot de lagere rangen van de bureaucratie, eerst na het paleisexamen kon men als ‘doctor’ de hoogste functies bekleden. De examenstof bestond uit de confucianistische klassieken (en de historische litteratuur). Belangrijkste onderdeel was het schrijven van een verhandeling in een tot in details voorgeschreven vorm (het achtvoetig essay) aan de hand van een opgegeven tekstregel. Praktische of actuele kennis werd niet getest; het was voldoende indien de aanstaande ambtenaar doordrenkt was van de orthodoxe leer (zie China, GESCHIEDENIS). In principe had iedereen ongeacht bezit of afkomst toegang tot de examens, alleen de handelsklasse was, althans officieel, uitgesloten. De overgrote meerderheid van de kandidaten was echter afkomstig uit families die over voldoende inkomsten, meest uit landbezit, beschikten om hun zonen gedurende de jarenlange studie te kunnen onderhouden.