v./m. (-lutes, -luten), de meetkundige plaats van de krommingsmiddelpunten die bij de verschillende punten van een vlakke kromme lijn behoren.
De evolute van een gegeven kromme k, met de willekeurige punten A1, A2, A3 en A4 waarbij de krommingsmiddelpunten B1, B2, B3 en B4 horen, is de lijn m die door de punten B1, B2 enz. gevormd wordt. Omgekeerd noemt men k de evolvente van m. De raaklijn, in B1 aan m getrokken, staat in het punt A1 loodrecht op k en is dus een normaal van de kromme k. In verband hiermee kan men ook zeggen, dat de evolute van de kromme k de lijn is, die door de normalen van k wordt omhuld. De lengte van boog B1B2 is gelijk aan A1B1 — A2B2. Evenzo is boog B1B3 = A1B1 A3B3 enz.
Denkt men zich dus een dun, onrekbaar buigzaam touwtje in B1 bevestigd, vervolgens langs de lijn m gelegd, via B2 en B3 naar B4 en dan langs de raaklijn in B4 tot aan A4, en gaat men dit touwtje, terwijl het voortdurend gestrekt blijft, van de evolute afwikkelen, dan doorloopt het andere uiteinde juist de kromme k. Niet alleen het eindpunt A van het touw, maar ook elk ander punt doorloopt bij het afwikkelen een evolvente van de kromme m. Bij een gegeven kromme m behoren dus oneindig veel evolventen, maar bij een gegeven evolvent behoort slechts één evolute. Zie differentiaalmeetkunde.